Jacob Slavenburg – Vrijen met God
Jacob Slavenburg: Vrijen met God. Uitgeverij Walburg Pers, paperback, 272 pagina’s, € 19,50
Seksualiteit en religie kunnen het vaak niet goed met elkaar vinden. Dat is echter niet altijd zo geweest. Integendeel zelfs. Daarvan getuigt Vrijen met God van Jacob Slavenburg, cultuurhistoricus, medevertaler van de Nag Hammadigeschriften en auteur van veel artikelen en boeken over het vroege Christendom.
In het eerste hoofdstuk De hieros gamos ofwel ‘heilige bruiloft’ lezen we hoe goden en godinnen met elkaar vrijen. In Egypte, in de Griekse wereld, en in de Hebreeuwse cultuur waar Asjera de gemalin van JHWH is. Maar goden vrijen ook met mensen. Inanna huwt met Dumuzi, en Demeter deed het met koning Iasios. ‘Zo kan de mens deelhebben aan de goddelijkheid,’ schrijft Slavenburg. (p. 25) Dit werd gevierd in orgieën zoals bij de Bacchanten die in geest verenigd werden met Dionysos.
In het tweede hoofdstuk De Grote Godin verhaalt de auteur over grote moedergodinnen, ook vaak Maagd-Moeder genoemd, die zonder bevruchting baren. Ook hier passeren veel godinnen de revue zoals Isis die in Klein-Azië, Griekenland en later ook Italië aanbeden wordt, en Inanna, Asjera en Aphrodite. ‘Weliswaar overheersen, met het voortschrijden van de tijd, vaak mannelijke goden (Marduk, Zeus/Jupiter),’ besluit Slavenburg dit hoofdstuk, ‘maar godinnen blijven in polytheïstische systemen populair. In monotheïstische culturen worden godinnen geheel verdrongen door een mannelijke god.’ (p. 63)
En zij zullen tot één vlees zijn is de titel van het derde hoofdstuk, dat gewijd is aan het scheppingsverhaal. Daarin kan de slang niet ontbreken. ‘De magische Oeroboeros, de wijsheidsslang die zichzelf in de staart bijt als teken van de kringloop van het leven (…) symbool voor de grens tussen de zichtbare en onzichtbare goddelijke wereld. Gnostici beschouwden de slang uit het paradijs in uiterst gunstige zin, daar hij de mensen van de boom der kennis had laten eten, waardoor deze gnosis (innerlijke kennis) konden krijgen.’ (p. 79) ‘Eva als verzetsheldin’ luidt dan ook de kop die boven deze tekst staat.
Het vierde hoofdstuk Het verhaal van Lilith laat zien hoe deze eerste vrouw van Adam vaak geassocieerd wordt met de slang uit het paradijs. Enerzijds was zij niet geliefd: ‘(…) Lilith als de grote mannenverleidster en kinderverslindster (…) en valt de zonen der mensen lastig (…) Voorts slaat ze hen met ziekten (…)’ (p. 92-93) Anderzijds is Lilith in de Zohar niemand minder dan de vrouw van God. ‘Zij vertegenwoordigt de duistere kant van de vrouwelijke godheid, zoals Kali in het Hindoeïsme. Zo is ze een symbool voor onbestemde (vooral mannelijke) angsten in het onderbewuste.’ (p. 98)
In het vijfde hoofdstuk Angst voor de vrouw wordt uitgebreid ingegaan op de angst voor godinnen. ‘Over de hele wereld hebben mensen elkaar verhalen verteld over de verschrikkelijke macht die vrouwen ooit hadden of nog steeds hebben, over mannen, en de vrouwelijke wreedheid,’ citeert de auteur Lisette Thooft, die daarmee afrekent met ‘de romantische mythevorming dat het in de matriarchale tijden (…) een paradijs op aarde was.’ (p. 102) In dit hoofdstuk reizen we door het oude Egypte, Babylonië, Griekenland en Rome en zien we hoe door de angst voor vrouwen religie wordt losgekoppeld van seksualiteit.
In het zesde hoofdstuk Seks, religie en godsdienst ziet Slavenburg dat seksualiteit steeds meer wordt verbonden met de vrouw. Hoe vrouwvriendelijk Jezus ook was, dit ebt weer weg bij Paulus. Geheelonthouding en maagdelijkheid, Augustinus die seksualiteit met de (erf)zonde verbindt, heksenwaan – zij alle beheersten de samenleving totdat in de Renaissance seksualiteit minder verketterd werd. Volgens Boehme is ‘de androgyne eenheid het essentiële kenmerk van de eerste mens, het beeld en de gelijkenis van God’ (p. 172) en tijdens de Romantiek is volgens Milton de liefde ‘een regelrechte mogelijkheid tot verlossing.’ (p. 175)
Het zevende hoofdstuk Seks op weg naar God opent met een citaat van Osho: ‘Als je kunt ervaren dat seks een subtiele dood is wordt de dood een fantastisch seksueel orgasme.’ (p. 179) We maken kennis met Borborieten en Valentianen, en met tantra. Met Swedenborg, Blake en Crowley. Met Alan Watts, bij wie seks een mystieke ervaring kan zijn als een paar ‘niet tracht door lichamelijke beweging om een orgasme op te wekken.’ (p. 205) Slavenburg besluit: ‘Het is aan de mens om een slaaf van driften te worden of om deze te veredelen.’ (p. 206)
Dit boek is een prachtige reis, keurig ingesloten tussen een voorspel en een naspel, terwijl een uitgebreid register, 644 eindnoten en veel kleurenplaten het geheel vervolmaken. Een standaardwerk over seksualiteit en religie.
De Kaarsvlam, september/oktober 2015