Auteursrecht
25 januari 2012
Stel je hebt als moeder een mooie zoon. Heb je zelf gemaakt, jouw creatie. Nou ja, met beetje hulp van een man dan, maar dat stelt niet zoveel voor. In hoeverre is die zoon dan ook jouw bezit? Mag iedereen zomaar met hem aan de haal? Mag iedereen hem zomaar gebruiken? Mag hij zonder jouw toestemming in het leger worden ingezet? Nee toch? Als hij trouwt zal er eerst een bruidsschat moeten worden betaald, want voor niets gaat de zon op. Als moeder moet je tenslotte ook leven!
Dat moet zo ongeveer de redenatie zijn van al die organisaties die zo nodig voor creatievelingen moeten opkomen. Alleen niet voor hun creaties, want liever dan anderen daarvan te laten meegenieten, zijn ze heel blij met wetten als de Stop Online Piracy Act (SOPA) en de Protect IP Act (PIPA), die dat zoveel mogelijk trachten te beperken. In het voetspoor van architect Roark, die in Ayn Rands The Fountainhead zijn eigen bouwsel opblaast, blijft men van mening dat het geschapene eigendom blijft van de schepper en daarom niet zomaar kosteloos aan iedereen ter beschikking mag worden gesteld. Voor wat hoort wat. De componist heeft een mooi liedje gemaakt en dient daarvoor beloond te worden. Omdat artiesten meestal niet de meest assertieve types zijn zetten hordes mensen en organisaties zich voor hen in. Die verdienen er vaak meer aan dan de artiest zelf, maar dat is nog altijd beter dan dat de kunstenaar uiteindelijk op straat met koude vingers op een viool staat te krabbelen.
Inmiddels zijn dat soort organisaties zulke machtsblokken geworden dat ze naar eigen willekeur zomaar sites uit de lucht kunnen halen. Dat doen ze graag, want volgens BREIN ofwel Bescherming Rechten Entertainment Industrie Nederland – waarnaar ik graag met een link had verwezen als hun site momenteel niet door de opvlammende cyberwar onbereikbaar was – is iedereen per definitie verdacht van illegaliteit. Want waarom anders moet ik op een legaal gekochte dvd allemaal waarschuwingen van deze organisatie lezen, die ik niet eens even mag skippen terwijl het toch mijn eigen echt legaal gekochte schijfje is? Daar zitten natuurlijk allemaal ingewikkelde juridische constructies achter, zoals dat ook met software het geval is, en die er in het kort op neerkomen dat het zowel wel als niet je eigendom is.
En weinigen hebben in de gaten dat de verdachtmaker meestal zelf het meest verdacht is. Omdat je met het wantrouwen van anderen juist dat wantrouwen creëert. Niemand voelt zich er lekker bij om gecontroleerd te worden. Iemand die mij wantrouwt, wantrouw ik ook. Zo bedenken ze dat kopers alvast een boete moeten krijgen in de vorm van een thuiskopieheffing op cd’s, dvd’s en cd-roms omdat er toch wel illegaal materiaal op zal komen te staan. Dat is volgens Leon Rijnbeek, voorzitter van de STOBI ofwel Stichting overlegorgaan blanco informatiedragers, in nrc.next van vandaag ‘net zoiets als alvast een boete betalen als je een auto koopt omdat je vervolgens dan ongestraft door rood kunt rijden.’
De cruciale vraag is natuurlijk: wat is belangrijker: opkomen voor auteursrechten of voor een vrij internet? Ik kies voor het laatste. Zeker omdat auteursrecht eigenlijk een neoliberaal kwaad is. Het gaat ervan uit een creatie het eigendom is van een artiest. Daarom zal je op geen enkele verzamel-cd met hits uit de jaren zestig ook maar één nummer van de echte Beatles of Rolling Stones vinden. Maar elke kunstenaar kan ervan getuigen dat wat hij maakt eigenlijk niet van hem is, maar door inspiratie is ingegeven. De artiest is alleen een doorgeefluik en voor dat werk, en het zich eigen maken van de daarvoor benodigde vaardigheden, moet hij beloond worden. Maar tegelijk moet kunst bevrijd worden uit de klauwen van wat voor soort rechten dan ook, want kunstenaars zien niets liever dan dat hun hartekinderen vrij uitvliegen over de wereld zodat iedereen ervan kan genieten.
6 februari, 2012 om 11:02
Ach Satyamo, je weet toch dat dit soort liberale rechten alleen opgeeist worden als je iets tegen degene hebt die er misbruik van maakt?
Of liever: het is eigenlijk een post clericaal recht: als jij tot mijn club hoort dan mag je wat het plebs niet mag.
Of: quod licet Jovi non licet bovi.